Het land van onze voorouders: een
stukje streekgeschiedenis

Deel 2
Van Napoleon tot heden

De Franse tijd

Nadat het Maas- Rijnland in 1794 door de Fransen werd bezet, werden de bezette gebieden naar Frans model in departementen ingedeeld. Het gebied aan weerszijden van de Maas werd in 1795 herschapen in het departement van de Nedermaas met Roermond als hoofdstad, en het departement van de Roer met Aken als hoofdstad. Het grondgebied van het voormalige Gülick werd bij dit laatste departement ondergebracht.

Het departement van de Nedermaas werd kort daarna bij Frankrijk ingelijfd, en promoveerde dus van bezet gebied tot een echt stukje Frankrijk. Enkele jaren later volgde het departement van de Roer waartoe dus ook het gebied tussen Susteren en Urmond behoorde. Kortom, de grootvader van mijn grootvader en ook de grootvader van Uw grootvader was officieel Fransman geworden, en de plek waar zij woonden was Frans grondgebied geworden. De rest van het tegenwoordige Nederland met uitzondering van Zeeuws- Vlaanderen werd pas in 1811 daadwerkelijk Frans grondgebied.

De maatregelen die het Franse regiem invoerde waren niet mis. Voor de gewone bevolking die geen kijk had op staatkundige of administratieve systemen, waren vooral de maatregelen die hun direct raakten van belang. Speciaal de invoering van de verplichte krijgsdienst in het Franse leger en de maatregelen tegen de geestelijkheid en de kerk zetten kwaad bloed.

De invoering van de verplichte krijgsdienst was iets nieuws. Voorheen bestonden de legers uit huurtroepen. Men werd militair om den brode. Overal, in geheel Europa werden soldaten geronseld. In veel gevallen formeerden de veldheren hun eigen legers, en stelden hun vechtkracht beschikbaar aan elke vorst of heerser die maar wilde betalen. De beloning voor de manschappen bestond heel dikwijls uit de op burgers en boeren buitgemaakte goederen tijdens de veldtochten en plunderingen. Steden en dorpen "mochten" ook wel eens de geplande plundertochten afkopen, hetgeen óók veel geld in het laatje bracht. Het interesseerde de soldaten niet veel, als zij maar op tijd hun soldij ontvingen en liefst nog iets meer. Zo kon het gebeuren dat er in onze streken troepen hun "werk" deden die afkomstig waren uit de streken van Hannover, Beieren, Polen, Silezië, Zwitserland, de Balkanlanden, Kroatië of Rusland, zoals de kozakken. Vaderlandsliefde of patriottisme waren nog onbekend. Uit mijn eigen jeugd kan ik mij verhalen herinneren van oude mensen over oorlogen en veldslagen die hun grootvaders weer van hun vaders of grootvaders hadden meegekregen. Zij spraken over Kozakken, Kroaten, Sileziërs en Hannovers, niet over Pruisen, Fransen, Engelsen of Oostenrijkers. Grenzen van autonome gebieden zoals hertogdommen telden voor deze troepen niet. Als Maastricht weer eens belegerd werd door de Prins van Oranje, door de Brabanders of Spanjaarden, en later door Fransen, Pruisen of Oostenrijkers, werd en passant Roermond en Sittard met omliggend gebied "aangedaan", ofschoon deze steden behoorden tot de hertogdommen Gelre en Gülick, en staatkundig niets met Maastricht van doen hadden.

Zoals gezegd, had de invoering van de dienstplicht en de maatregelen tegen kerk en geestelijkheid voor veel onrust gezorgd. Een soort volksopstand was het gevolg. De z.g. "boerenkrijg", een gewapend volksverzet afkomstig uit Vlaanderen en Zuid- Brabant, sloeg in 1798 over naar onze streken. Maar al gauw werd de opstand definitief neergeslagen bij Hasselt, in het tegenwoordige Belgisch-Limburg.

Napoleon, die nog geen keizer was maar in Frankrijk toch al flink wat in de melk te brokkelen had, verzachtte de maatregelen tegen de kerk enigszins, en langzaamaan keerde de rust weer terug. Uiteindelijk, omdat het niet anders kon, schikte men zich in de veranderde situatie. Het zal onze voorouders in principe ook weinig meer hebben kunnen schelen wie in feite de baas was. Zij hadden geleerd om door dik en dun toch hun eigen gang te gaan. Zij waren in de voorafgaande eeuwen gewend geraakt aan Franse, Pruisische, Oostenrijkse, Spaanse of Hollandse overheersers. Een nieuwe Franse overheersing kon er nog wel bij, ofschoon de maatregelen tegen kerk en geestelijkheid, en de invoering van de dienstplicht niet klakkeloos werden aanvaard.


36